Laredo, 22 augustus 1496. Een vloot vaart naar Vlaanderen. Hij brengt de zestienjarige prinses Johanna naar het Koninklijk Huis van Brussel om te trouwen met de vorst die later bekend zal worden als Filips de Schone. Ze voelen zich gelijk tot elkaar aangetrokken en voelen een ongecontroleerd verlangen voor elkaar. Ze vergeten hun politieke verplichtingen en geven zichzelf over aan hun emoties. Maar het lot heeft andere plannen voor ze. Door de dood van haar oudere broer en zus en haar moeder Isabella de Katholieke wordt Johanna de koningin van Castilië en Aragon. Deze gebeurtenissen resulteren in twee gevechten: één politiek gevecht, tussen de Vlaamse en Castiliaanse adel en het andere gevecht, dat veel erger is, moet Johanna uitvechten in haar huwelijk. De verplichtingen die haar nieuwe koninklijke titel met zich meebrengt laten haar koud. Ze ontwikkelt een obsessie voor haar man Filips, ondanks zijn losbandige gedrag tegenover de dames van het hof.